Op 9 juni 2023 heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan over onder meer de vraag of wettelijke vakantiedagen en bovenwettelijke vakantiedagen evenveel waard zijn.
Heel in het kort: op basis van een fulltime dienstverband heeft een werknemer op jaarbasis recht op 20 wettelijke vakantiedagen. Alle vakantiedagen daarboven betreffen bovenwettelijke vakantiedagen.
De werknemer in deze zaak betrof een machinist bij NSR en viel onder de NS-cao. Op basis van de cao had de werknemer recht op wettelijke vakantiedagen en bovenwettelijke vakantiedagen. Sinds 1 januari 2014 nam de werknemer deel aan de Regeling Werktijdverkorting Oudere Werknemers (RO-regeling), op basis van de cao. Op basis van deze regeling ontving de werknemer zogenaamde RO-uren in ruil voor de bovenwettelijke vakantiedagen waarop hij recht had.
Op 28 oktober 2016 hebben NSR en de vakbonden een vaststellingsovereenkomst gesloten, die is aangemeld als cao. Hierin is bepaald dat werknemers die onder de cao vallen, recht hebben op betaling van onregelmatigheidstoeslag voor opgenomen wettelijke vakantiedagen.
In deze kwestie ging het om de vraag of de werknemer recht heeft op uitbetaling van onregelmatigheidstoeslag voor opgenomen bovenwettelijke vakantiedagen. De werknemer was van mening dat de onregelmatigheidstoeslag niet alleen moest worden betaald over de wettelijke vakantiedagen maar ook over de bovenwettelijke vakantiedagen.
NSR was van mening dat er geen sprake zou zijn van vakantie in de zin van artikel 7:634 BW omdat de betreffende bovenwettelijke vakantiedagen niet waren opgenomen door de werknemer maar waren ingezet als RO-uren. Het doel van de RO-uren was om de duurzame inzetbaarheid van oudere werknemers te bevorderen. Naar de mening van NSR was er niet voldaan aan de recuperatiefunctie (lees: vakantiedagen zijn bedoeld om uit te rusten van het werk). De RO-uren hadden een ander doel waardoor deze uren niet (meer) aangemerkt konden worden als vakantie. Aangezien in de cao is bepaald dat over deze uren geen onregelmatigheidstoeslag was verschuldigd, had de werknemer geen recht op uitbetaling hiervan.
De Hoge Raad is het niet met het standpunt van NSR eens. Of een vrijetijdsaanspraak vakantie in de zin van artikel 7:634 BW is, hangt ervan af of deze aanspraak tot doel heeft de werknemer betaald verlof te verschaffen in verband met de werkbelasting. Het gaat er daarbij om of de vrijetijdsaanspraak op het moment van toekenning is bedoeld om de werknemer in verband met zijn werk gelegenheid te bieden voor rust en ontspanning. Indien de vrijetijdsaanspraak met dit doel is toegekend, verandert de aard van deze aanspraak niet als de toegekende uren vervolgens worden ingezet voor andere doeleinden.
Met andere woorden: als de vrijetijdsaanspraak op het moment van toekenning aangemerkt dient te worden als vakantie, verschiet deze aanspraak niet meer van juridische kleur als de uren vervolgens worden ingezet voor andere doeleinden. Ook de RO-uren dienen derhalve te worden aangemerkt als uren waarop het wettelijk regime van vakantie van toepassing is.
Verder diende de Hoge Raad zich te buigen over de vraag of voor het recht op loon tijdens vakantie onderscheid wordt gemaakt tussen wettelijke vakantiedagen en bovenwettelijke vakantiedagen.
De Hoge Raad oordeelt dat uit de wetsgeschiedenis is af te leiden dat het een bewuste keuze van de wetgever is geweest om de wettelijke vakantieregeling integraal van toepassing te laten zijn op bovenwettelijke vakantieaanspraken en om voor bovenwettelijke vakantieaanspraken enkele bijzondere bepalingen op te nemen. De wetsgeschiedenis geeft onvoldoende aanknopingspunten om voor de bovenwettelijke vakantieaanspraken een ander, minder ruim loonbegrip te hanteren dan bij de wettelijke vakantiedagen. Op basis van de wet geldt derhalve dat de waarde van wettelijke vakantiedagen en bovenwettelijke vakantiedagen gelijk dienen te zijn. Een afwijking in de cao in dit kader is derhalve niet toegestaan.
Hoe je de waarde van een vakantiedag eigenlijk moet berekenen, kun je in onze eerdere blog lezen.
Kort en goed: als een vrijetijdsaanspraak op het moment van toekenning een recuperatiefunctie als doel had, wordt dit gezien als een vakantieaanspraak in de zin van artikel 7:634 BW. Het inzetten van deze aanspraak voor andere doelen leidt niet tot het verschieten van kleur. Verder is de waarde van een bovenwettelijke vakantiedag gelijk aan die van een wettelijke vakantiedag. Het kan maar duidelijk zijn!
Heb je nog vragen naar aanleiding van deze blog of andere arbeidsrechtelijke vragen, aarzel niet om even contact met ons op te nemen, wij denken graag met je mee.
© 2024 Advocaten van Nu